Wormiscope testkit voor paarden

  • Bestel hier uw Wormiscope testkit en ontvang deze thuis
  • Stuur uw staal kosteloos naar ons labo
  • Ontvang na analyse de resultaten digitaal

Vanaf 19,99(incl BTW en verzending binnen België)

Welke wormen vinden we vaak terug bij paarden?

De aanwezigheid van wormen bij paarden hangt af van de leeftijd van het paard, het seizoen, de weidebezetting (aantal paarden op de weide, aanwezigheid van andere diersoorten) en het weidebeheer (mest verwijderen, omweiden).

De meest voorkomende wormen zijn:

  • Veulenworm (Strongyloides westeri, bij jonge veulens)
  • Spoelworm (Parascaris equorum of Parascaris univalens, bij veulens)
  • Grote en kleine Strongyliden (bij grazende paarden)
  • Lintworm (Anoplocephala sp., bij grazende paarden)

Andere minder vaak voorkomende wormen zijn:

  • Longworm (Dictyocaulus arnfieldi, bij paarden die samen grazen met ezels)
  • Leverbot (Fasciola hepatica, bij paarden die grazen op een natte schapen- of runderweide)

Wat is het belang van een mestonderzoek?

Veel darmparasieten bij paarden kunnen diarree of koliek veroorzaken. Ook zien we vaak een slechte conditie en verminderde eetlust bij zware worminfecties.

Door een mestonderzoek uit te voeren krijgen we, aan de hand van de teruggevonden wormeitjes of larfjes, een beeld van de soorten parasieten die bij het paard aanwezig zijn en van de ernst van de infectie. Bovendien kunnen we, dankzij regelmatige onderzoeken, het aantal behandelingen verminderen, waardoor de ontwikkeling van resistentie vertraagd wordt.

Wanneer moet een mestonderzoek uitgevoerd worden?

Bij een gezond paard wordt aanbevolen van minstens 4x per jaar mestonderzoek uit te voeren. De belangrijkste periode om dit te doen is de weideperiode. Loopt uw paard het hele jaar door op de weide, dan kan u bv. een onderzoek doen in maart/april, een tweede in juni, een derde in augustus en een vierde in oktober/november.

Bij paarden die reeds ontwormd werden kan een  mestonderzoek gebeuren om na te gaan of een nieuwe behandeling nodig is. Het tijdstip waarop een onderzoek wordt aangeraden hangt af van het gebruikte ontwormingsproduct:

pyrantel 1 maand na behandeling
ivermectine 2 maanden na behandeling
moxidectine 3 maanden na behandeling

Eventueel kunnen mengmonsters gebruikt worden, van maximum 10 paarden van dezelfde leeftijdsgroep: veulens < 1 jaar, jaarlingen, jonge paarden tot 3 j, volwassen paarden > 3 jaar.

Wanneer moet er ontwormd worden?

Bij het opsporen van strongyliden infecties wordt het resultaat uitgedrukt in aantal eieren per gram mest (EPG).

Voor individuele paarden hanteren we volgende grenswaarden (gebaseerd op www.parasietenwijzer.nl):

individuele monsters
EPG > 500 U dient dit paard te ontwormen
200 < EPG < 500

• op een hoog-risico weide: ontwormen
• op een laag-risico weide: niet ontwormen (mits regelmatig mestonderzoek uitgevoerd wordt)

EPG < 200 Dit paard hoeft nu NIET te worden ontwormd

Voor mengstalen (van maximum 10 paarden van dezelfde leeftijdsgroep) hanteren we volgende waarden (gebaseerd op www.parasietenwijzer.nl):

Mengmonsters
EPG > 200 U dient deze groep paarden te ontwormen
100 < EPG < 200 • op een hoog-risico weide: ontwormen
• op een laag-risico weide: niet ontwormen
EPG < 100 Deze groep paarden hoeft nu NIET te worden ontwormd

De inschatting of het om een hoog-risico of laag-risico weide gaat, hangt af van het weidebeheer en eventuele voorafgaande behandelingen. Volgende parameters kunnen hierbij nagegaan worden, in overleg met uw dierenarts:

  Laag-risico weide Hoog-risico weide
Bezettingsgraad <3 paarden/ha >3 paarden/ha
Leeftijd van de paarden Volwassen paarden Jonge paarden (< 3 jaar)
Graskwaliteit Goede graskwaliteit en/of bijvoederen Slechte graskwaliteit en niet bijgevoederd

Frequentie van mest ruimen

Regelmatig mest ruimen Niet regelmatig mest ruimen

Van november tot april zijn er vooral problemen te verwachten door infecties met onvolwassen kleine strongyliden (Cyathostominae), waardoor eitellingen tijdens deze periode minder zinvol zijn. Aantonen van larven in de feces (LPG) heeft dan wel een diagnostische waarde, om wintercyathostominose aan te tonen.